2011 - Evaluatie van de wetgeving inzake de preventie van psychosociale belasting (geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk)

Hoofdthema

De doelstellingen van het onderzoek waren de evaluatie van de doeltreffendheid van de wetten van 10 januari 2007 en 6 februari 2007 alsook van het koninklijk besluit van 17 mei 2007 betreffende de voorkoming van psychosociale belasting.

Subthema

Heel concreet wenste de Minister een zicht te krijgen op
(1) de stand van zaken wat betreft de ontwikkeling van het preventiebeleid inzake psychosociale belasting veroorzaakt door het werk in de ondernemingen; en
(2) de verbetering van de preventie en bestrijding van grensoverschrijdend gedrag op het werk.

Timing

2010-2011

Opdrachtgever

Directie van het onderzoek over de verbetering van de arbeidsomstandigheden (DiOVA)

Onderzoeksteam

Het onderzoek werd uitgevoerd door ISW Limits, spin-off organisatie van de K.U.Leuven en de UCL, in samenwerking met Cap-Sciences humaines, vzw verbonden aan de UCL, onder toezicht van een begeleidingscomité, samengesteld uit academici gespecialiseerd in het domein, vertegenwoordigers van de doelgroepen van het onderzoek, en vertegenwoordigers van de opdrachtgever (de Algemene directie Humanisering van de Arbeid, FOD WASO).

Onderzoeksopzet

Teneinde een volledige analyse te maken, werden alle relevante actoren bevraagd die beroepsmatig direct of indirect met deze materie belast zijn. De doelgroepen van het onderzoek waren dus: preventieadviseurs psychosociale aspecten van interne en externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, vertrouwenspersonen, preventieadviseurs-arbeidsgeneesheren en inspecteurs van de algemene directie Toezicht Welzijn op het Werk van de FOD WASO (het praktijkperspectief); rechters, arbeidsauditeurs, de gespecialiseerde advocaten en de juridische diensten van de vakbonden (het juridisch perspectief); alsook werkgevers en vertegenwoordigers van de werknemers.

Het onderzoek was gestructureerd volgens twee luiken: een kwantitatief en een kwalitatief luik. In de periode april – juni 2010 vond bij alle doelgroepen een kwantitatief onderzoek plaats door middel van een online enquête (waarop 1375 personen geantwoord hebben). In de maanden oktober en november van 2010 werden groepsgesprekken (kwalitatief luik) georganiseerd in de gebouwen van FOD WASO met elk van de doelgroepen van het onderzoek die op een rechtstreekse manier de wetgeving toepassen.

Resultaten

De voornaamste conclusies van het verslag luiden als volgt:

  • Voor de meerderheid van de deelnemers aan de enquête was de globale beoordeling van de wetgeving « eerder goed » of zelfs « zeer goed ».
    Twee derden (64%) van de deelnemers beschouwen de wijzigingen die in 2007 aan de wetgeving werden aangebracht een verbetering.
    Daarentegen zijn de meningen verdeeld over de doeltreffendheid van de wetgeving.
  • Er wordt vastgesteld dat de actoren van de preventie binnen de ondernemingen (vertrouwenspersonen en preventieadviseurs) een positievere beoordeling hebben van de wetgeving dan de juridische actoren.
  • Het blijft belangrijk de verschillende partijen (werknemer, werkgever, werknemersvertegenwoordigers, leden van het Comité) te informeren over de rol en de taken van elk van de actoren die betrokken zijn bij de toepassing van deze wetgeving (PAPA, PAAG, VP, inspectie, werknemersvertegenwoordigers, leden van de hiërarchische lijn) en de medewerking tussen deze verschillende actoren te versterken.
  • De wetgeving lijkt efficiënter voor grote ondernemingen en moeilijker toe te passen voor kleine ondernemingen. 
  • De risicoanalyse wordt nog niet vaak uitgevoerd binnen de ondernemingen.
  • Bijna drie vierde van de bevraagde werkgevers en werknemersvertegenwoordigers verklaart dat de interne procedure inzake geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk binnen hun onderneming voorkomt.
  • Het aantal aanvragen tot informele interventies dat wordt ontvangen door de deelnemers aan de enquête, ligt gemiddeld 6 à 7 keer hoger dan het aantal formele meldingen. Dat verklaart zich door het feit dat de informele procedure doeltreffender is dan de formele procedure.
  • De interne procedure wordt gebruikt voor feiten die psychosociale belasting veroorzaken die van een andere aard zijn dan geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag. Een verduidelijking zal nodig zijn van het concept van psychosociale belasting, want alle doelgroepen zijn van oordeel dat dit te vaag is. De verduidelijking van dit concept zou moeten toelaten om het enge perspectief van de pesterijen te verlaten, situaties onder een ruimere hoek te onderzoeken en aldus hun oplossing door middel van een verzoening te faciliteren.
  • Hoewel de meerderheid van de bevraagde vertrouwenspersonen verklaren dat ze een opleiding hebben gevolgd, stelt men vast dat er een groot verschil bestaat in kennis tussen vertrouwenspersonen.
  • Er blijven nog bepaalde moeilijkheden bestaan die een belemmering vormen voor de doeltreffendheid van de formele procedure, zoals: de termijn die werd toegemeten om het verslag te overhandigen aan de werkgever, de onafhankelijkheid van de preventieadviseur, de kwalificatie van de feiten, de follow-up van de met redenen omklede klacht na de overhandiging van het verslag aan de werkgever.

Publicaties